Het Pensioenakkoord in bullits

Het kabinet heeft eind maart 2022 het wetsvoorstel ‘Wet toekomst pensioenen’ naar de Tweede Kamer gestuurd. Het wetsvoorstel is de uitwerking van het Pensioenakkoord, dat werkgevers en werknemers sloten in 2018. Als de Staten-Generaal akkoord zijn, geldt een overgangsperiode van 4 jaar. Dan moeten werkgevers, ondernemingsraden en soms ook de vakbonden de afspraken verwerken in pensioenverzekeringen en bedrijfs(tak)pensioenregelingen. Maar wat houdt het Pensioenakkoord concreet in? Dit zijn de hoofdlijnen in het kort.

 

  • De AOW-leeftijd gaat minder snel omhoog dan eerder gepland. In 2022 krijgt u AOW als u dan 66 jaar en 7 maanden oud bent. Een jaar later, in 2023 moet u 66 jaar en 10 maanden oud zijn om AOW te bemachtigen. En in 2024 komt de AOW-leeftijd op 67 jaar. Tussen 2024 en 2027 blijft dat zo. Naar verwachting gaat de AOW-leeftijd in 2028 verder omhoog. 
  • Werknemers moeten uiterlijk op 1 januari 2027 1 van deze 2 pensioenvormen hebben:
    1. Een collectieve spaarpot, ook wel het solidaire contract’ genoemd, waar elke deelnemer zijn eigen inleg in stort en zijn eigen opbrengst uit krijgt. Alle deelnemers in dit nieuwe contract betalen ook voor een solidariteitsreserve, om tegenvallers uit slechte jaren te ‘dempen’.
    2. Je eigen pensioenpot, waamee je zelf een pensioen opbouwt. Grotendeels voor eigen risico en rekening, door te sparen, beleggen of een mix van beide. Wel is er een basisverzekering tegen arbeidsongeschiktheid en pensioentekort. Pensioenverzekeraars bieden dit al (veel) langer aan, onder andere via de Wet verbeterde premieregeling.
  • Beide varianten werken met een projectierendement. Dat wil zeggen: je legt elke maand premie in, met je werkgever, en aan het einde van de loopbaan wordt duidelijk hoeveel pensioen je daarmee kunt aankopen. Er is geen gegarandeerd pensioen meer aan het eind van de inleg. Pensioenen vallen in goede tijden hoger uit dan verwacht, en in slechte tijden lager.
  • Nu betaalt elke werknemer dezelfde premie voor zijn pensioen, zijn hele werkende leven. Daarmee subsidiëren de jongeren, die langer premie betalen, de ouderen. Die doorsneepremie verdwijnt. Onafhankelijk van de leeftijd betaalt iedereen hetzelfde percentage van het bruto-inkomen aan pensioenpremie. Dit heet ook wel de vlakke premie
  • Wie nu tussen 30 en 50 jaar is, verliest (veel) pensioenopbouw als de doorsneepremie verdwijnt. De jaren waarin jij profiteert van de langer renderende premies van jongeren heb je dan niet meer. Dat kost geschat 60 miljard euro aan compensatie. Hoe dat wordt gefinancierd? Informeer bij je pensioenfonds. 
  • Werknemers kunnen tot 3 jaar eerder stoppen met werken. Werkgevers hoeven dan geen fiscale (RVU-)boete te betalen over een bruto-jaarinkomen tot 22.164 euro of 1864 euro per maand (bedragen zijn van 2021) dat ze hun stoppende of deels doorwerkende werknemer betalen. Werkgevers en vakbonden kunnen dit regelen per cao. Werkgevers kunnen subsidie krijgen op de loonkosten voor deze werknemers via de mdieu-regeling (Maatwerkregeling Duurzame Inzetbaarheid en Eerder Uittreden). Deze regelingen lopen in principe tot 2025.  
  • De fiscaal vrijgestelde hoogte van het nabestaandenpensioen verandert. Dat is nu maximaal 70 procent van het te bereiken ouderdomspensioen, en wordt 50 procent van het pensioengevend loon. Volgens het kabinet verandert dat niets aan de hoogte van het nabestaandenpensioen.
  • Er zijn sinds 2021 'ruimere mogelijkheden voor verlofsparen'. Het gaat om opsparen van bovenwettelijke vakantiedagen en compensatieverlof. Dit kan tot 100 werkweken belastingvrij, om eerder met pensioen te kunnen, of om een sabbatical of opleiding te bekostigen.
  • Werknemers kunnen tot 10 procent van hun opgebouwde bedrijfs(tak)pensioen opnemen (afkopen in jargon) op de dag dat ze met pensioen gaan. Of in de maand januari van het jaar volgend op het jaar waarin ze AOW krijgen. Alleen bij afkoop op 1 van deze 2 momenten is de gepensioneerde geen AOW-premie verschuldigd over het bedrag ineens. De gepensioneerde kan het bedrag vrij besteden, maar ze krijgen de rest van hun leven een lagere pensioenuitkering. Ook voor bevroren pensioen in eigen beheer, nettopensioen, nettolijfrente en andere, eigen pensioenvoorzieningen (derde peiler) zou deze mogelijkheid moeten gelden. Nu geldt daar nog een afkoopboete van 20 procent voor. Moet ingaan per 1 januari 2024, maar er is nog veel discussie over.
  • Ook zouden gepensioneerden kunnen kiezen voor een hoog-laagoptie. De eerste jaren na pensionering krijg je dan meer pensioen, in de jaren daarna minder.
  • Uiterlijk op 1 januari 2027 moet de werkgever de gewijzigde pensioenovereenkomst en het transitieplan naar het nieuwe stelsel doorgeven aan het pensioenfonds, of de pensioenuitvoerder. Veel pensioenfondsen zullen dat een jaar eerder willen. Informeer op tijd!
  • Zelfstandigen zonder personeel (zzp'ers) moeten makkelijker kunnen sparen voor hun pensioen. Ze moeten zich vrijwillig kunnen aansluiten bij een pensioenfonds of Premie Pensioeninstelling (PPI).
  • Zzp'ers moeten een betaalbare (basis)arbeidsongeschiktheidsverzekering (aov) afsluiten tegen ziekte en arbeidsongeschiktheid. De premie hangt af van het belastbaar jaarinkomen, met een indicatief percentage van 8 procent, en ook van de duur van het eigen risico dat de zzp’er neemt. Nadere details en de ingangsdatum zijn onbekend. De kritiek op deze verplichting zwelt aan.

Meer informatie

Lees het persbericht van het ministerie van SZW. Of lees mijn artikelen op ORnet over deze 'kwestie'.

Let op:

De gegevens in dit dossier zijn ontleend aan tientallen doorgaans zeer betrouwbare bronnen. Toch kan Earnest geen enkele aansprakelijkheid aanvaarden voor eventuele onjuistheden, of gevolgschades die hieruit kunnen ontstaan. Deze informatie verandert vaak, en veel. Daarom is alleen de online-versie van dit dossier actueel.